Na de uitvinding van de electrische gloeilamp in 1880 nam het verbruik van platina snel toe, ofschoon men de voor eene lamp benoodigde hoeveelheid van genoemd metaal langzamerhand aanzienlijk leerde verminderen. De eerste Edison-lampen bevatten 53, de eerste Sawyer-Manw-lampen ruim 100 milligram platina. De eerste bevatten thans ternauwernood 8 milligram , de laatste in ’t geheel geen platina. Ook SIEMENS en HALSKE gebruiken thans uiterst weinig meer. Niettemin is door het toenemend gebruik van gloeilampen de hoeveelheid van het daarvoor gebezigd platina steeds geklommen en bereikte in 1892 een totaal van 1705 kilo. Er zijn bovendien nog twee gewichtige toepassingen van het platina, die belangrijke hoeveelheden der jaarlijksche productie vereischen. Vooreerst voor de ketels ter concentratie van het fabriekmatig bereid zwavelzuur en vervolgens in de tandheelkunde. Men rekent in den laatsten tijd dat voor beide doeleinden te zamen 2480 kilo jaarlijks noodig is. In weerwil dat sommige fabrikanten aan glazen retorten de voorkeur geven , neemt over ’t geheel toch het gebruik van platinaketels in de zwavelzuurfabrieken niet af, maar eer toe; en wat de dentisten betreft, ze zullen het platina niet licht laten varen, omdat geen ander metaal in die mate onaantastbaarheid, moeilijk smeltbaarheid, lenigheid en sterkte vereenigt. In Engeland en America alleen hebben de dentisten thans 1860 kilo noodig en, naar een waarschijnlijke berekening, jaarlijks 2—3 pct. meer. Eindelijk is er voor andere doeleinden: chemische kroezen, gewichten, platinaspons, enz. jaarlijks ongeveer 620 kilo noodig.