De gewone voorstelling, dat DALTON op proefondorvindelijken weg eerst de genoemde wet¹ ontdekte en daarover nadenkend tot de conceptie zijner atoomtheorie kwam, berust niet op gepubliceerde mededeelingen van DALTON zelven. Integendeel, als men oplettend het weinige leest wat hij over deze onderwerpen in druk heeft gegeven,² dan krijgt men veeleer den indruk, dat het genetisch verband tusschen theorie en wet juist andersom was en het noodzakelijk bestaan der laatste afgeleid werd uit de eerste. De belangrijke theoretische beschouwingen van DALTON, die zulk een overwegenden invloed zouden verkrijgen op de ontwikkeling der scheikunde, zijn het eerst algemeen bekend geworden door Dr. THOMSON, die in Augustus 1804 dalton bezocht had en drie jaar later in zijn System of Chemistry de atoomtheorie uiteenzette. Hij zegt daarin, en herhaalt dit 27 jaar later in zijn History of Chemistry, als ook nog in 1845 in een kort levensbericht van DALTON, als volgt.¹