Tot in de tweede helft der 19de eeuw bleef de door WOLLASTON aangegeven weg de eenige om scheikundige en industrieel van kostelijk platinagereedschap te voorzien. Kostelijk in de dubbele beteekenis van het woord. Want ter wille van de voortreffelijke eigenschappen getroostte men zich uitgaven die, reeds hoog door de zeldzaamheid der grondstof, nog aanzienlijk klommen door het omslachtige der bewerking. Deze, had steeds hetzelfde uitgangspunt, onverschillig of men van het erts uitging, of van reeds gebruikt platina, om de een of ander reden buiten dienst gesteld. Moest men toch ook in ’t laatste geval, door oplossen in koningswater, langs den natten weg een verbinding bereiden, die gegloeid het metaal in fijn verdeelden staat achterliet. Van daar dat b.v. een retort, waarin men per dag 4000 kilo zwavelzuur concentreeren kon en die een veertigduizend gulden gekost had, als oud platina niet meer dan vijfentwintig-, hoogstens dertigduizend gulden opbracht. Deze opgave is ontleend aan een nog altijd lezenswaardige verhandeling van DEBRAY, (»Sur la production des temperatures élevées et sur la fusion du platine”, in: Leçons de chimie et de physique de la société chimique de Paris, 1862) die met ST. CLAIRE DEVILLE een methode langs den drogen weg had uitgewerkt. Reeds in 1852 had laatstgenoemde scheikundige een windoven uitgedacht, gestookt met een fijn verdeelde, zeer poreuse kool (»des escarbilles”) waarin hij, in een uit kalk vervaardigden , dubbelwandigen kroes, kwarts en eveneens platina kon smelten. Zeer gelukkig was hierbij de keuze van het materiaal voor den kroes. Niet alleen toch, dat kalk aan het hoofdvereischte voldoet van nog moeilijker smeltbaar te zijn dan platina en zelfs bij hooge hitte chemisch onveranderd te blijven, maar zij is tevens zulk een slechte geleidster der warmte, dat de buitenwand van den kroes straffeloos kan worden aangeraakt, op ’t oogenblik dat het platina begint te smelten, en als alles gesmolten is nog maar een temperatuur van 150° bereikt heeft. Er wordt dus betrekkelijk zeer weinig van de door verbranding voortgebrachte hitte aan de omgeving afgestaan, waartoe ook bijdraagt dat de kalk (gelijk uit het DRUMMOND’sche kalklicht bekend is) krachtig licht en warmte uitstraalt, zoodat de binnenwand van den kroes de hitte door ’t gloeiend platina afgegeven aanhoudend terugkaatst. Eindelijk werkt de kalk niet op het platina zelf, maar wel op daarin mogelijk voorhanden bijmengsels, zooals ijzer, koper en kiezel, die in geoxydeerden staat in de poriën der kalk worden vastgelegd.