De steenkolen, in de open lucht of in magazijnen opgestapeld, blijven geenszins onveranderd. Sedert lang heeft men in de gasfabrieken de ondervinding opgedaan, dat versche kolen voordeeliger in ’t gebruik zijn dan lang bewaarde; laatstgenoemde nemen gaandeweg ’t karakter van zandkolen aan en geven minder en slechter gas. Ook de verbrandingswaarde der kolen vermindert langzamerhand. Door de werking van de lucht, niet het minst op het in kolen nooit ontbrekend zwavelkies dat verweert en uitzet, ontstaan scheuren en spleten, waardoor de ingesleten gassen ontsnappen en de dampkringslucht toegang krijgt, die de kolen een langzame verbranding doet ondergaan en het uiteenvallen tot kleinere stukken en zelfs tot gruis en poeder ten gevolge heeft. De kolen verliezen op den langen duur niet onaanzienlijk in gewicht en hoedanigheid en dit vooral als zij op groote hoopen bewaard worden.