Ik ontving een paar weken geleden van den heer H. P. SNELLEMAN CZ. een overdruk van een opstel over den Middelburgschen schilder JOHANNES GOEDAERT, dat in het Album der Natuur gepubliceerd is, Jaargang 1877, bl. 203. Ofschoon ik meende te weten dat de Middelburger entomoloog uit de 17e eeuw heden ten dage niet zoo zeer onbekend is als de heer SNELLEMAN veronderstelt, was het mij toch hoogst aangenaam en verblijdend dien ouden vriend mijner vroegste jeugd, wiens werk mij toen tot zelfstandig onderzoek heeft aangespoord, met lof herdacht te zien. Aan het slot van het opstel geeft de schrijver een lijstje der namen van eenige insecten, door GOEDAERT in de drie deelen van zijn werk afgebeeld en nu door hem (den heer SNELLEMAN) gedetermineerd. Het blijkt uit dit lijstje en ten overvloede uit de bepaalde verklaring, die daaraan voorafgaat, dat de heer S. onbekend bleef met het bestaan van eene determinatie der vlinders in het bewuste werk. Eene zoodanige, en bijna volledige, is geleverd door den Pruisischen Forstmeister A. WERNEBURG in zijne “Beiträge zur Schmetterlingskunde” Eerste Deel bl. 24 en volgenden. Aan de bestemming der overige insecten, behalve de Lepidoptera, hoeft WERNEBURG zich niet gewaagd, of zich daarvan onthouden om de grenzen niet te overschrijden, die hij zich voor zijn werk gesteld had. Hij had toch al een zeer uitgebreide taak voor zich, daar het eerste deel de determinatie van niet minder dan 38 oude werken omvat, beginnende met ALDROVANI en eindigende mot het “Systematisches Verzeichniss der Schmetterlinge der Wiener Gegend.”