Wie den oorsprong nagaat van volksverhalen heeft niet zelden reden zich te verwonderen over de wijzigingen, die het feit, dat aan deze verhalen ten grondslag ligt, langzamerhand onderging. Soms zelfs is het sprookje te vergelijken met een kleed, dat door gedurig lappen zijn’ oorspronkelijke eigenschappen nagenoeg geheel verloor. In een dergelijk geval is het uiterst moeilijk de waarheid te ontdoen van de bolsters, die haar onkenbaar maken. De navorschers, die zich hiermede bezig hielden, gingen soms het gezochte kleinood argeloos voorbij om het elders te zoeken, waar slechts onjuiste uitkomsten verkregen konden worden. Deze bleven gelden, totdat door nieuwe ontdekkingen het licht op het onderzoekingsveld zóó helder begon te schijnen, dat er geen twijfel kon overblijven. Dit hebben zij ervaren, die gezocht hebben naar de kleine kern van waarheid welke in de overoude sagen van den kraken, van de meerminnen en van de reusachtige zeeslang opgesloten ligt. Ofschoon deze fabelachtige monsters eertijds, op grond van de zeer weinig overeenstemmende beschrijvingen, die er van bestaan, met zeer verschillende, thans nog levende diervormen in verband werden gebracht, is het niet onwaarschijnlijk, dat in vele gevallen dieren van dezelfde soort, of althans eenige nauw verwante vormen, aanleiding hebben gegeven tot deze zoo uiteenloopende phantasieën. Waarschijnlijk staan de grootste vertegenwoordigers van de klasse der koppootige weekdieren in deze betrekking tot den kraken, die wegens zijn ontzettenden omvang met een drijvend, doch weldra weder wegzinkend eiland vergeleken werd. Misschien mogen zij bovendien, met sommige vischachtige zoogdieren, aanspraak maken op de eer de lier te hebben gespannen voor de dichters van alle volken en uit alle tijden, die onder den naam van sirenen of meerminnen, vrouwelijke wezens bezongen, welke een betooverende schoonheid aan een verraderlijke inborst paarden. Niet onmogelijk is het zelfs, dat de lange armen der soms tot groote scholen vereenigde koppootigen den zeeman versterkt hebben in zijn geloof aan een zeeslang, welker kronkelingen zich over een afstand van eenige honderden meters zouden uitstrekken. Ook nog om een andere reden verdienen de koppootigen of cephalopoden meer aandacht dan hun gewoonlijk wordt geschonken: zij staan aan de spits van de zoo gewichtige hoofdafdeeling der weekdieren, gewichtig niet alleen door de rol, die zij in de ontwikkelingsgeschiedenis van onze planeet speelt, maar ook, omdat zij vermoedelijk de naaste verwanten van de gewervelde dieren onder hare leden telt.