Reeds in de vroegste tijden, toen de mensch, om in zijne vermeerderde behoeften te voorzien, genoodzaakt werd, behalve uit het plantenrijk ook uit het dierenrijk zich voedsel te verschaffen , zal ongetwijfeld het vangen van visch wel eene zijner eerste bezigheden uitgemaakt hebben. Immers de jagt op viervoetige dieren en vogelen vereischt over het algemeen meer moeite, meer zamengestelde werktuigen, meer vlugheid en onvermoeidheid van ligchaam dan de jagt op visschen, en wij mogen gcloovcn, dat men niet van hot moeijelijkere tot het ligtere zal gegaan zijn, maar wel omgekeerd. Wij zien dit ook nog tegenwoordig bevestigd bij sommige onbeschaafde volken, die slechts één middel (pijl en boog) hebben om viervoetige dieren te dooden, maar om visch te vangen eene verscheidenheid van werktuigen on middelen bezitten, welke duidelijk bewijst, dat de vischvangst van oudere dagteekening in hunne geschiedenis is dan de jagt. En geen wonder, de algemeeno verspreidheid der visschen over de aarde, van het diepste der zee tot op de hoogste bergen, en hun groot getal, gevoegd bij de weinige middelen, die de visschen bezitten om aan de listen van den mensch te ontkomen, zal de gereede aanleiding geweest zijn om zich toe te leggen op middelen om dat nuttig voedsel te bekomen. Onder die middelen zijn er eenige, welke getuigen van do magt des mensohen over sommige dieren, om namelijk hunne eigenschappen tot zijn voordeel aan te wenden; anderen, die getuigenis afleggen van zijne kennis van de eigenaardigheden en gewoonten der visschen, en die door hem gebezigd wordt om hen in zijne magt te krijgen.