Een nauwkeurige studie van de verschijnselen, die zich in de vlam voordoen, is zoowel voor de theorie der scheikundige verbinding, als voor de verlichtingsnijverheid van gewicht. Geen wonder dus, dat dit onderwerp reeds sedert lange jaren deel uitmaakt van het scheikundig onderricht en dat het zich zelfs in een zekere populariteit mag verheugen, dank zij vooral het werkje van Faraday¹ en de bekende proeven van Heumann. De theorie der vlam, zooals zij o. a. in die proeven hare uitdrukking vond, omvatte echter alleen enkele hoofdzaken en liet de overige verschijnselen onaangeroerd; nevens de vragen, die zij oploste, gaf zij aanleiding tot tal van andere vragen. Na Heumann’s onderzoekingen in 1876 eenigszins verwaarloosd, was zij dan ook niet met haren tijd medegegaan. In den lateren en laatsten tijd kwam evenwel in dit opzicht verandering. De vorderingen op ’t gebied van het chemisch evenwicht, op dat der hooge temperaturen brachten nieuw licht en gaven aanleiding tot hernieuwde belangstelling; ten bewijze dienen het belangwekkende boek van Haber: »Thermodynamik technischer Gasreaktionen«, (1905) waarin ook vrij uitvoerig over de vlam wordt gehandeld, en de fraaie rede van Smithells op het congres der British Association te Leicester.² In de volgende bladzijden beproef ik, zonder aanspraak te maken op volledigheid, doch in verband met oudere onderzoekingen, een overzicht te geven van de theorie der vlam, zooals die zich thans aan ons voordoet. Achtereenvolgens zal worden gehandeld over; I. De temperatuur der vlam. II. De Bunsensche vlam. III. De lichtgevende vlam.