De eerste beginselen der schrijfkunst verliezen zich in de hooge oudheid. De stoffen waarop men schreef en de middelen, waarvan men zich daartoe bediende, zijn velerlei geweest en zijn allengs verbeterd geworden. Boekdoelen vol zijn er over dit onderwerp geschreven en het ontbreekt doorgaans nog al aan eene juiste kritiek. Het is waarschijnlijk, dat de schrijfkunst van kleine beginselen is aangevangen; dat zij aanvankelijk heeft bestaan in het bezigen van teekenen, het maken van opschriften op steenen, op monumenten. Oudtijds moest het geheugen, of, zoo men wil, eene soort van overlevering, in de plaats treden van geschiedkundige oirkonden. Men heeft b. v. beweerd, dat de onsterfelijke zangen van den oudsten en grootsten dichter bij de Grieken, van Homerus, aanvankelijk niet zijn geschreven geweest, en dat de Grieken nog lange na Homerus, den Ilias en de Odyssee, zelfs nog ten tijde van Solon, stukswijze voordroegen, om daardoor de volksmenigte te vermaken. Wij behoeven naauwelijks aan te wijzen, dat het invoeren en verbeteren van het letterschrift wel gelijken gang moet hebben gehad met de toeneming der beschaving, met de vestiging van maatschappijen. Misschien heeft men aanvankelijk zich voorstellingen gemaakt van voorwerpen, later die voorstellingen vervangen door teekens, en is men ten laatste gekomen tot de uitvinding van letters, die deze teekens konden vervangen; eindelijk tot de verbinding van letters tot woorden. De stollen, waarop men van ouds heeft geschreven, en de middelen met welke men dit deed, zijn vele geweest. Evenzeer echter is het ook hier onzeker, welke de eerste onder dezelve geweest zij, en gedurende welk tijdvak men ze gebruikt en door anderen vervangen hebbe.