Op 4 augustus 1990 vond ik op een balsempopulier (Populus gileadensis) in mijn min 3 larven, ik dacht van een bladwesp, die rondom hun vraatplek (een gat in het blad) witte pilaartjes hadden. Bij spuiten met een plantensproeier verdwenen die zuiltjes. Toen het blad droog was werden er weer nieuwe opgezet, op lichaamslengte van de vraatrand. Ze werden met de kop afgezet. Onder het binoculair leken de pilaartjes op schuim: stijfgeklopt eiwit. Ik heb foto’s ervan opgestuurd naar Willem Hogenes van het Instituut voor Taxonomische Zoölogie in Amsterdam. Die wilde dolgraag de beestjes hebben. Het zou gaan om Palissadenbladwespen. In het museum bevonden zich van deze soort 6 exemplaren, uit Brabant (1892 en 1893). Toen de imago’s waren uitgekomen heb ik ze opgestuurd. Evenals de op 23 augustus 1990 gevonden larven, deze zijn als pop opgestuurd. Het ging inderdaad om Palissadenbladwespen (Stauronematus compressicornis).