De stam Echinodermata omvat ëën van de best gekarakteriseerde hoofdgroepen uit het dierenrijk. Onder deze noener zijn uitsluitend mariene (.= aar zee gebonden, dus niet in brak of zoet water levend), bentonische (« op of in de Zeebodem levend), zelden planktonische, meercelligen samengevat, die alle aan een bepaald grondplan beantwoorden. Tot da opvallende kenmerken van deze groep behoren: – een radiale symmetrie (vijfstralig in het algemeen), die tijdens de ontwikkeling da larvale asymmetrie vervangt; – een watervaatatelsel bestaand uit allerlei kanaaltjes, dia in het uitwendige skelet uitmonden in poriën en die zowel voor ademhaling als voor voortbeweging dienen; – een endoskalat bestaand uit aan elkaar liggende kalkplaatjes, die direkt onder da opperhuid liggen, en dat in het embryonale stadium wordt aangelegd met kristallijn calciet dat wordt afgezet in een organisch netwerk mat een dito mikrostruktuur en kenmerkende kristallograflsche eigenschappen. Echinodermen zijn niet kolonie-vormend, leven vrij of verankerd in de zeebodem, en behoren tot de hoogst ontwikkelde ongewervelden, ondanks het feit dat zo gdén gedifferentieerde kop en hersenen bezitten. In sommige groepen is het endoskelet sterk gereduceerd en liggen slechts geïsoleerde kalkelementjes in het lichaamsweefsel (bijvoorbeeld bij zeekomkommers). Recent worden meer dan 5000 soorten onderscheiden, die gegroepeerd zijn in vijf klassen; Crinoidoa (zeelelies en haarsterren), Holothuroidea (zeekomkommers), Echlnoidea (zeeëgels), Asteroidea (zeesterren) en Ophiuroidea (slangsterren). Fossiel zijn nog veel meer soorten beschreven; het overgrote deel daarvan behoort tot uitgestorven klassen.