Hopelijk heeft niemand het gemerkt, maar toen ik hem plotseling, na zo lange tijd, en zonder er op voorbereid te zijn, weer terugzag, schoten de tranen me werkelijk haast in de ogen. Op één van de laatste bijeenkomsten, in de fraaie kantine van de RGD lag hij daar, samen met wat ander spul, nogal(achteloos langs een wand, om te worden overgedragen van een vroegere geologisch secretaris aan een nieuwe, want het zijn deze functionarissen, die traditiegetrouw voor de technische eigendommen van de club zorgdragen. Maar noch de vorige, noch de tegenwoordige geologisch secretaris zal beseffen met wat voor emotioneel beladen spul hij omgaat: 'wa motte we da nou mee ?' Ik zal probéren het uit te leggen. Het verhaal vangt aan in het begin van de jaren zestig, toen drie toekomstige leden van de toen nog niet bestaande W.T.K.G. zich onledig hielden met het verzamelen van toen nog zéér begerenswaardige Miocene mollusken. Het decor is een, zeg maar gerust idyllische omgeving, bestaande uit een diep ingesneden beekbedding, die aan de stroomopwaartse zijde is afgedamd, waardoor daar een stuwmeertje is ontstaan. Onder de dam is het dalletje fraai begroeid. De waterstand is gering, want het meeste water vloeit vanuit het stuwmeertje via een groot houten rad af, langs een andere weg. Sinds onheuglijke tijden heeft het water door middel van dit rad een graanmolen aangedreven, die op het moment dat dit verhaal begint nog steeds in bedrijf was. Naam van de molenaar (d.w.z. de pachter, want de eigenaar was, uiteraard, de 'Fürst Von Salm zu Salm', die zó hoog was dat niemand hem ooit gezien heeft): Wessling; naam van de molen: Königsmühle; naam van de beek; Königsbach, beide gelegen in de kleine, edoch, bij bepaalde bevolkingsgroepen, wéreldberoemde gemeente Dingden, in Nordrhein-Westfalen.