De Zandmotor (Van der Valk et al., 2011) is een geliefde vindplaats van de auteurs. Menigmaal zijn zij daar te vinden, op zoek naar fossielen, zowel fossiele schelpen als botmateriaal. Net als op elk ander strand levert dat niet altijd wat op. Sommige dagen echter, ga je met een voldaan gevoel naar huis. Een regenachtige tweede paasdag (9 april 2012) was voor de eerste twee auteurs zo een dag. Trudy vond al snel een beschadigd exemplaar van de pliocene gastropode Scaphella lamberti (fig. 1). WTKG’ersdie wel eens in het Antwerpse, of het Zeeuwse hebben verzameld, zullen deze soort ongetwijfeld kennen. De meeste schelpen op de Zandmotor zijn recente, holocene schelpen. Ook schelpen uit het Eemien (Laat-Pleistoceen) liggen er vrij veel, maar een pliocene schelp hoort er natuurlijk niet thuis. Pliocene lagen zitten in het zandwingebied van de Zandmotor simpelweg veel te diep in de ondergrond. Een logische verklaring is dat het hier om een omgewerkt exemplaar gaat, dat door een rivier (mogelijk de Oerschelde) vanuit het zuiden (waar pliocene lagen dichter onder het oppervlak liggen) naar het zandwingebied van de Zandmotor is getransporteerd (Cadée & Wesselingh, 2005) en daar is afgezet in sedimenten die later gebruikt zijn voor het opspuiten van de Zandmotor. Een gelijk scenario geldt voor de eerder van de Zandmotor gemelde eocene exemplaren van Venericor planicosta (Lamarck, 1801) (Langeveld, 2011a).