Op 29 juni 1904. werden bij het turfgraven in het Weerdingerveen (gemeente Emmen) de lijken van twee personen gevonden. Als bestuurslid van het Provinciaal Museum van Oudheden in Drenthe spoedde Geert Landweer zich enkele dagen later naar ‘bovengenoemde binnenlanden’. De veldwachter die deze moordzaak ter plekke had onderzocht, bleek de lijken op elkaar te hebben gelegd, ze vervolgens zo te hebben opgerold en daarna in een kistje naar het lijkenhuisje in Weerdinge te hebben vervoerd (Landweer. 1904). Daar heeft Landweer ze vervolgens gefotografeerd. Het vinden van Lijken in het veen is geen uitzondering. In vele musea in Noord- en Noordwest-Europa verwonderen bezoekers zich over de vondsten die uit de venen tevoorschijn zijn gekomen. Niet alleen menselijke resten, maar ook allerlei andere objecten van organisch materiaal zijn door de bijzondere conserverende eigenschappen van het veen bewaard gebleven. Hoogveen heeft daarbij de beste conserverende eigenschappen, maar op korte afstand van elkaar kunnen de verschillen groot zijn. Ook de ligging van objecten is van belang. Bij veenlijken is soms de kant die naar beneden is gekeerd wat beter geconserveerd dan de naar boven gerichte zijde.