Het verhaal gaat dat een ingenieur tijdens het aanleggen en leegmalen van de groetpolder bij Andijk (1926 – 1928), in het kader van voorbereidend onderzoek naar het hoe en wat van het in cultuur brengen van zoute gronden, een idee had over wat je als eerste moest verbouwen: radijs. Deze inval werd ingegeven door de gedachte dat in het ietwat zilte milieu radijs geen zout als smaakmaker nodig had. Het werd, zo dacht hij. wel uit de grond opgenomen. Kennelijk was hij niet op de hoogte van het feit dat de grondsoort zelf smaakbepalend is. Op kleigrond verbouwde radijs is scherper van smaak dan op zand of veen gekweekte radijs. Al voordat de Noordoostpolder werd drooggemalen gaven Urker vissers er blijk van kennis van de grond van het Zuiderzeegebied te hebben. Aan de mensen die in 1933 de grondsoorten van de zeebodem aldaar in kaart moesten brengen vertelden ze dat “het beste groend was, behalve dan het Kaamperzand, het gestiente bij Venoo (Vollenhove), de turfplaat Zuid van Lemmer en de omgeving van de Urker Start”.