In het noorden van Nederland komen twee reeksen van lage stuwwallen1 voor ter weerszijden van het oerstroomdal van de Overijsselse Vecht. Ten noorden van het dal bestaat deze reeks uit heuvelruggen van gestuwd materiaal langs de zuidrand van het Drents Plateau nabij Coevorden, Hoogeveen en Steenwijk. Deze reeks is westwaarts te vervolgen naar het Gaasterland, Wieringen en de Hooge Berg op Texel. Ten zuiden van het dat komt een smalle zone van gestuwde afzettingen voor die loopt van de keileembulten bij Vollenhove en Urk tot de door jongere afzettingen begraven stuwwallen in de ondergrond nabij Hoorn en Castricum. De 10 m hoge, geïsoleerde heuvelrug bij Vollenhove in de Kop van Overijssel wordt het Hoge Land van Vollenhove genoemd en vormt een markant element dat van bijzondere landschappelijke en geomorfologische waarde is. Dat al deze stuwwallen – net als de veel grotere stuwwalreeksen in Midden-Nederland – ontstaan zijn tijdens het laatste deel van de Saaleijstijd is wel zeker, maar over de volgorde waarin ze gevormd zijn bestaat nog steeds onzekerheid.