In de Nederlandse ondergrond komen zouten voor die hoofdzakelijk zijn afgezet tijdens de geologische periodes van Perm en Trias (200 tot 265 miljoen jaar geleden). Tijdens het Perm vormde zich aanvankelijk een groot zoutmeer in een bekken dat geleidelijk verder onder zeeniveau kwam te liggen. Aan het begin van het Laat-Perm stroomde deze depressie vol zeewater en ontstond één van de klassieke zoutbekkens – dat van het Zechstein. Hierin werden dikke zoutlagen afgezet. Tijdens de Trias werden in Nederland afwisselend continentale en ondiep mariene sedimenten afgezet, met in de Midden- en Laat-Trias verschillende zouten ingeschakeld. Het Röt- en Muschelkalkzout zijn van mariene herkomst, maar de zouten in de Keuper werden ver van de zee afgezet. Een model van door de wind aangevoerd zout wordt hiervoor aangenomen. De jongste zoutafzettingen in Nederland zijn uit de Laat-Jura en zijn in voorkomen beperkt tot het zuidoosten van Drente.