Eén zwaluw maakt nog geen zomer. Hoe bitter die waarheid toch smaakt, ontdekte op een sombere maandagochtend in 1991 een kleine dappere Gierzwaluw, zojuist teruggekeerd van een reis van vele tienduizenden mijlen over woestijnen, oceanen, alpen en dalen. De Gierzwaluw was al twee weken later in verband met bar en boze omstandigheden onderweg. Hij had op z'n reis hier naar toe al gehoord dat de Boeren- en Huiszwaluwen hem waren voorgegaan en dat het er in Amsterdam dit jaar somber voorstond; maar zo somber ais het werkelijk bleek te zijn, dat had hij in z'n stoutste dromen niet durven verwachten. Gierzwaluwen hebben het met het vinden van geschikte nesten al niet zo makkelijk, Ze kunnen niet lopen, slechts moeizaam kruipen. Op het land zijn ze eigenlijk invalide. Ze leiden een vliegend bestaan, bij dag en bij nacht, zon en maan, regen en wind, dat zij – noodgedwongen – slechts onderbreken voor voortplantingswerkzaamheden. En dan moet zo'n nest wel voldoen aan alle eisen die een gehandicapte aan zijn behuizing stelt.