In het duingebied tussen Zandvoort en Noordwijkerhout hebben boeren en waterwinners tot halverwege deze eeuw naast elkaar hun taak gehad. Door de toenemende waterbehoefte kregen beide partijen het steeds moeilijker. In het uitdrogende duin werd agrarische bedrijfsvoering nagenoeg onmogelijk en het waterleidingbedrijf beraadde zich op alternatieve mogelijkheden om de Amsterdamse bevolking van goed en voldoende drinkwater te blijven voorzien. Omstreeks 1955 werd het laatstrenoemde probleem opgelost door het duinmassief te infiltreren met rivierwater (uit de Rijn) en dit fikraat daarna door verdere zuivering tot drinkwater te bereiden. De aanzienlijke vergravingen en terreinaanpassingen betekenden het einde van alle boerenleven in dit duingebied.