Eind jaren zeventig ontstonden nieuwe visies op het natuurbeheer (Van de Veen & Van Wieren 1980, Vera 1986). De tijd van tuinieren op de vierkante meter was afgelopen. Natuurlijke processen moesten hun kans krijgen, zodat de natuur zichzelf kon reguleren. Grote grazers speelden in deze gedachtengang een belangrijke rol. Zij moesten de plaats innemen van uitgestorven herbivoren en pleksgewijs de natuurlijke successie tegenhouden en de nutriëntenkringloop versnellen. De ruimtelijke structuur en de dynamiek in onze natuurterreinen zouden daardoor toenemen, waardoor betere leefomstandigheden zouden ontstaan voor tal van zeldzame planten en dieren. Voor kleine versnipperde natuurgebieden in het ’oude land’ van Nederland was deze strategie vaak nog te hoog gegrepen. In de nieuwe recent ontstane natuurgebieden in Flevoland en de Grevelingen lagen echter volop kansen. Een en ander leidde ertoe dat omstreeks 1983 in de Oostvaardersplassen en op het zuidelijke deel van de Slikken van Flakkee (Grevelingen) werd gestart met een experimentele jaarrondbegrazing met Heckrunderen. Op de Slikken van Flakkee graasde op dat moment reeds een kudde van enkele tientallen Fjordenpaarden. Deze paardenbegrazing is in de loop der jaren gehandhaafd. Inmiddels zijn wij bijna tien jaar verder en nu kan een eerste balans worden opgemaakt. Dit artikel gaat over de ervaringen die in die tijd met de jaarrondbegrazing op Slikken van Flakkee-Zuid zijn opgedaan.