Zooals men weet, is deze subspecies door Dr. C. O. van Regteren Altena (lit. 1.) benoemd voor de fossiele vormen van Mactra corallina cinerea Mont., welke op enkele plaatsen van de Nederlandsche kust aanspoelen. In zijn proefschrift geeft hij te kennen, dat hij het zeer waarschijnlijk acht, dat de vorm tijdens het Eemien (II 8’) geleefd moet hebben, doch vermeldt tevens, dat deze veronderstelling nog niet bewezen is, aangezien deze lamellibranchiaat nog niet in situ gevonden is. Daarom verheugde het mij ten zeerste, dat een palaeomalacologisch onderzoek van het hoogterras in mariene facies (II 1m) van een vierentwintigtal boringen te Den Haag (lit. 3) een heele klep en een aantal fragmenten van genoemde ondersoort opleverde, zoodat dus bewezen is, dat ze geleefd moet hebben tijdens het hoogterrass. De naam „plistoneerlandica” kan echter behouden blijven, daar het hoogterras in mariene facies, alhoewel ouder dan de Eemlagen, een plistoceene afzetting is.