Bij het uitzoeken van een, op 18 en 19 Augustus 1940 op Terschelling tusschen paal 12 en 14 door den Heer R. van Urk verzameld, monster van zeer fijn schelpgruis, vond ik hierin de twee bovengenoemde gastropoden. Van Caecum glabrum bevonden zich in dit monster 7 exemplaren en 3 fragmenten. Eén van de exemplaren is nog in het bezit van het operculum. Enkele ervan zijn witachtig doorschijnend, de andere zijn blauwachtig verkleurd. Zij zijn nog niet volwassen, de afmeting van het grootste bedraagt 1½ mm. Een goede beschrijving en afbeelding van deze soort zijn te vinden in Jeffreys „British Conchology” vol. IV pag. 77, vol. V pl. LXX fig. 5. Zij komt in de Noordzee o.a. aan de Engelsche Oostkust, bij Helgoland en aan de Deensche kust voor.