Het bovenstaande artikel van de heer Walrecht was voor de Redactie van Basteria aanleiding om schrijver dezes uit te nodigen zijn ervaringen op schrift te stellen over het voorkomen van Nassa reticulata onder soortgelijke omstandigheden in het Kanaal door Walcheren, het Arne-Kanaal en het Arnemuidse Kanaal (dit laatste is een zijtak van het Arne-Kanaal, die naar Nieuw- en St. Joosland loopt). Het Kanaal door Walcheren en de genoemde zijtakken die in open verbinding ermee staan, werden van 1872 tot 1930 uitsluitend gevoed door de sluizen te Vere en Vlissingen. Nergens werd er boezemwater op geloosd. Pas in 1930 is even ten Z. van Middelburg een gemaal in werking gesteld, dat polderwater in het Kanaal door Walcheren uitslaat. In de eerste plaats moet ik dan mededelen, dat ik alléén vóóroorlogse gegevens heb en dat ik niet weet, of de soort in de bovengenoemde wateren nu nog voorkomt. Er hebben in de waterhuishouding van die kanalen vooral sedert de herfst van 1944 zo ingrijpende veranderingen plaats gehad, dat de Nassa’s en andere organismen best verdwenen kunnen zijn. Door de vernieling van de sluis te Vlissingen in 1944 kreeg de zee vrije toegang, zodat de kanalen aan een zeer zware eb- en vloedstroming waren onderworpen. Tijdens de inundatie van het grootste deel van Walcheren (1944—1945) loosden enige niet verdronken polders in het Oostelijk deel van het eiland zoet water in het Arnemuidse Kanaal. In de herfst van 1945 waren de dijken, die het gedeelte van het eiland, dat ten N.W. van het Kanaal door Walcheren ligt, gedicht. De Rijkswaterstaat heeft toen een opening laten graven in de kanaaldijk tussen Middelburg en Vere en door deze opening stroomde gedurende de laatste maanden van 1945 een grote massa inundatie-water uit de polder in het Kanaal. Spoedig daarop hielp ook het zoeven genoemde gemaal bij Middelburg het zoute inundatie-water afvoeren. Door dit alles veranderden de levensomstandigheden voor allerlei dieren en planten (o.a. roodwieren) zo sterk, dat veel leven verdween.