Deze orde wordt gekenmerkt door reductie of afwezigheid van de voorste sluitspier. Het slot heeft geen eigenlijke tanden, maar voor en/of achter het ligament kunnen knobbeltjes of fijne dwarslijstjes voorkomen. Hier volgt een determinatietabel voor de families, voor zover deze in het hier te behandelen materiaal vertegenwoordigd zijn. 1 a Voorste sluitspier kleiner dan de achterste, soms rudimentair. Schelp min of meer wigvormig, met de top dichtbij de voorrand; kleppen niet „geoord” .................................................. 2 b Geen voorste sluitspier; wanneer de top dichtbij de voorrand ligt, zijn de kleppen „geoord” .......................................... 3 2 a Schelp bestaande uit twee grote, dunne, vrij platte, waaiervormige en breekbare kleppen, waarvan in ons geval alleen fragmenten van het dikkere, voorste gedeelte met het voorste spierindruksel bewaard zijn .... ...................................... Pinnidae: Atrina fragilis b Schelp kleiner, kleppen boller, min of meer aan de gewone mossel herinnerend .......................................... Mytilidae 3 a Kleppen ongelijk, de onderste of rechtse met een diepe inham voor de byssus, de linker met naast het indruksel van de sluitspier één of twee indruksels van de byssus-spier .......................... Anomiidae b Kleppen al of niet ongelijk, maar geen diepe inham in de rechter en niet zulke spierindruksels in de linker klep .......................... 4 4 a Schelpkleppen beide met duidelijke „oren” aan weerszijden van de top 5 b Hoogstens de onderste of linker klep, waarmee het dier aan het substraat is bevestigd, met onduidelijke „oren”; schelp stevig, vaak onregelmatig van vorm; de linker klep meestal duidelijk convexer dan de rechter ...... ................................................ Ostreidae 5 a Schelp met groeilijnen, maar aan de buitenzijde zonder radiale of op andere wijze de groeilijnen snijdende sculptuur .................... 6 b Schelp met radiale of op andere wijze de groeilijnen snijdende sculptuur 7 6 a Schelp zeer ongelijkzijdig, de top vrij dicht bij de voorrand, voorste „oor” veel kleiner dan achterste ...................... Pteriidae: Pteria sp. b Schelp klein en gelijkzijdig; „oren” weinig in grootte verschillend .... .................................. Pectinidae: Cyclopecten similis 7 a Kleppen duidelijk ongelijkzijdig, d.w.z. de top dichtbij de voorrand .... .............................................. Limidae: Lima b Kleppen niet of nauwelijks ongelijkzijdig ...................... 8 8 a Kleppen min of meer ongelijk, de een meestal bollet dan de ander; lengte altijd meer dan ¾ hoogte ............................ Pectinidae b Kleppen gelijk, lengte hoogstens ¾ hoogte ........ Limidae: Limatula