Dit belangrijke werk, dat iedere malacoloog met vreugde zal begroeten, zou men, van ons Nederlands standpunt uit, de meest recente samenvatting voor de Westeuropese fauna kunnen noemen. De tot nu toe uitsluitend aan de Skandinavische kusten gevonden soorten zijn alleen vermeld, niet besproken; de abyssale soorten zijn niet opgenomen. Maar verder heeft Mevrouw Pruvot alle soorten, die mogelijk ooit aan de Franse kust gevonden kunnen worden, opgenomen. Dat hierbij ook de mediterrane vormen inbegrepen zijn, is voor ons alleen van belang, wanneer we (en dat komt toch steeds weer voor) naar die warme kusten op excursie gaan. In haar met fraaie kleurplaten geïllustreerde ""Etude des Nudibranches de la Méditerranée"" (Arch. d. Zool. exp. et gén. 88_, 1, Juli 1951) heeft zij'reeds afgerekend met de vele dubbel of in verschillende stadia beschreven mediterrane soorten. Toch blijven er totaal nog 200 soorten mariene Opisthobranchia voor Frankrijk over, Tectibranchiata, Nudibranchiata e.n Pteropoda, om voon de duidelijkheid de oude namen te gebruiken.'