Van jongs af aan heeft de natuur mij geboeid. Als kind waren het de blauwe vergeet-mij-nietjes die achter ons huis aan de slootkant stonden, de watjes (Veenpluis) en de prachtige koekoeksbloemen. Als echte kwajongens zocht ik met mijn vriendjes kikkerdril en vingen we Tiendoornige stekelbaarsjes en kikkervisjes die alleen nog maar een staart hadden. Vaak kwam ik met natte kleren thuis, van top tot teen onder de modder. In het waterrijke gebied van de Echtener Veenpolder waren veel sloten en rietvelden waar het stikte van het leven en dat had toen al mijn interesse. Ook herinner ik me dat ik als kleine jongen vaak op mijn rug in het weiland lag te luisteren naar de ljurkjes (Veldleeuweriken), terwijl wolken in de meest bijzondere vormen langs waaiden. Daar kon ik mijn fantasie op los laten, mijn gedachten vrolijk op de loop, en eigenlijk is dat nooit veranderd.