In deze publicatie wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van de land- en zoetwatermollusken, welke verzameld zijn op een diepte van 16,75 – 24,50 m – N.A.P. in het laagterras ontsloten tijdens de graafwerkzaamheden ten behoeve van den bouw van een tunnel onder het Noordzeekanaal ter hoogte van Velzen. Totaal konden worden gedetermineerd 16 Gastropoda en 13 Lamellibranchia, waaronder Pupilla (Pupilla) alpicola (Charpentier), Pisidium (Eupisidium) hibernicum Westerlund, P. (E.) milium Held, P. (E.) lilljeborgi Clessin en Pisidium (Neopisidium) vincentianum B. B. Woodward nieuw voor het Nederlandsche kwartair. Aan de hand van een uitvoerig betoog komen de schrijvers tot de conclusie, dat de zoetwaterfauna voor het grootste deel ter plaatse in ondiepe poelen, en de landslakken ten deele op de hellingen, ten deele in moerassige omgeving geleefd hebben. Deze conslusie is gebaseerd op de fauna, voorkomende op 21 – 22 m – N.A.P., waarin alle soorten op twee na zijn aangetroffen. De in de eronder en erboven gelegen lagen gevonden mollusken spreken dit niet tegen. De fauna in haar geheel wijst, behoudens één enkele uitzondering, op een aanzienlijk kouder klimaat dan tegenwoordig, met een continentaal karakter, doch minder koud don het arctisch klimaat, waartoe Florschütz na onderzoek van de floraoverblijfselen concludeerde.