naar het Geuldal (Z. Limburg) op 27 en 26 September.- Tegen het middaguur, na aankomst van de trein uit Maastricht, verzamelden de deelnemers zich in het Hotel Berg-en-Dal te Geulem, gelegen ongeveer tien minuten te voet van het station af, aan de linkeroever van de Geul.- Na de lunch werd een excursie langs de Geul gemaakt in de richting van Meerssen. Langs de weg, aan de voet van de beboschte helling werden behalve de ook elders in ons land min of meer algemeene soorten als Clausilia bidentata, Fruticicola hispida, Deroceras reticulatum, Goniodiscus rotundatus, Cepaea hortensis (verschillende bandvariëteiten) en Helix pomatia, de voor de kalkrijke streken van Oost- en Zuid-Nederland kenmerkende Monacha incarnata en de in Nederland alle en in Zuid-Limburg voorkomende Clausilia lineolata verzameld. Het van deze laatste soort bijeengebrachte materiaal toonde een vrij groote variabiliteit wat betreft de lengte en de buikigheid der huisjes en de dentitie der interlamellaire ruimte. Er werden exemplaren verzameld met resp. 4, 3, 2, 1 en ook zonder interlamellaire plooitjes. Verschillende exemplaren deden, wat hun omtrekvorm betreft, herinneren aan Clausilia rolphii. De wijd uitgebogen lamella inferior, de aanwezigheid van witte lijntjes op de ribben en het ontbreken van een duidelijke nekplooi, vlak achter de mondrand, wezen echter duidelijk op de eerste soort. Onder steenen bij de champignonkweekerij kwamen Arion ater rufus en Arion circumscriptus (det. Schouten) voor.- Tegenover de kalksteengroeve, in struikgewas langs de Geul, werd een rijke vindplaats ontdekt van een groot aantal landmollusken. Ten deele bestonden deze uit ter plaatse levende dieren, voor een groot deel echter ook uit versche leege huisjes. Hier werd een goed overzicht verkregen van een belangrijk deel van de molluskenfauna van het Geuldal. In groote aantallen werden hier tusschen takjes en bladeren de volgende soorten verzameld: Fruticicola hispida, Goniodiscus rotundatus, Zonitoides nitidus, Vitrea crystallina, Pupilla muscorum, Vallonia costata, Vallonia pulchella, Vallonia excentrica, Carychium minimum, Cochlicopa lubrica, Cocilioidas acicula. In gering aantal kwamen er de volgende soorten voor: Monacha incarnata, Clausilia lineolata, Clausilia parvula, Oxychilus cellarius, Retinella nitidula, Retinella hammonis, Vitrea contracta, Helix pomatia, Arion ater rufus Orcula doliolum, Vertigo pygmaea en Succinea putris. Ook werd gevonden een leeg, doch volkomen gaaf en versch uitziend huisje van Acanthinula aculeata, waarop elk spoor van de karakteristieke stekels ontbrak. In de literatuur komt een var. sublaevis Westl. voor, die gekenmerkt is door de vrijwel tot nul gereduceerde stekels. Men dient echter voorzichtig te zijn, exemplaren als het onderhavige, hiermede te identificeeren, daar het zeer de vraag is of deze afwezigheid van stekels biologische oorzaken heeft. Waarschijnlijk zijn hier wel mechanische invloeden aan het werk geweest en dan is het natuurlijk zinloos eon dusdanig bewerkt exemplaar apart te benamen. Aan huisjes van soorten, behoorende tot de genera Fruticicola, Monacha, Planorbis etc. kan men opmerken, hoe gemakkelijk de haartjes en stekels afslijten, zonder dat overigens de rest van de opperhuid wordt aangetast. Goede diensten werden op deze vindplaats bewezen door de, bij de Nederlandsche malacologen nog te weinig populaire molluskenzeef.-