De bootreis met de ”Johan van Oldenbarnevelt” naar Australië, waarvan ik mij als concholoog veel had voorgesteld, viel erg tegen, daar het schip slechts enkele havens aandeed, meestal slechts voor enkele uren en dan nog dikwijls ’s nachts. Daar ik dacht aan het grote belang van de kennis van de schelpen van de Middellandse Zee voor de studie van de pliocene fauna van Nederland, verzamelde ik in Port-Said zoveel ik kon. Maar behoudens enkele Natica-, Mactra-, Cardium-, Olivellaen Siliquaria-soorten, vond ik er niets bijzonders.