De heer L. de Priester te Zoutelande schrijft dd. 9 Oct. 1953: Op 2 Sept. zag ik in de vloedlijn op de grens van Zoutelande- Biggekerke (we noemen dit gedeelte Valkenisse, waar ook mijn huis staat) enkele fragmenten van Sepia orbignyana (Fér.). Mijn belangstelling was opgewekt-. Ik wandelde al zoekende door in de richting Vlissingen. In plaats van Orbignyana, waarnaar ik zocht, vond ik in een strook vloedlijn van 500 meter, ruim 40 exemplaren van Sepia elegans (d’Orb.), daar tusschen nog één enkel zeer fraai, volkomen gaaf en versch schild van Sepia orbignyana. Was ik verder door gelopen, dan had ik waarschijnlijk de elegans tot Vlissingen uit de vloedlijn kunnen verzamelen. De volgende dagen vond ik op enkele kilometers slechts enkele schilden; een week later niets meer, de felle wind en het ruwe getij hadden de tamelijk broze schilden in onherkenbare fragmenten veranderd. Het spreekt van zelf dat ik voor serieuze verzamelaars gaarne 1 of 2 schildjes beschikbaar stel, de rest deponeer ik in het Museum van het Zeèuwsch Genoot-schap der Wetenschappen.