Gedurende de laatste jaren heeft de schrijver ongeveer tienmaal een bezoek gebracht aan Trébeurden, Côtes du Nord, Bretagne. Verschillende keren was de tijd zodanig gekozen, dat daarin enkele dagen vielen met zeer lage ebstand. Daardoor was het mogelijk een groepje solitair staande rotsblokken te bereiken, die bij ’normale’ ebstand onder water staan. Tussen de, op deze rotsen aanwezige, dichte begroeiing van hoofdzakelijk roodwieren, werd een overvloed aan kleine gastropen gevonden. Van de bovenzijde van het grootste rotsblok werden op verschillende plaatsen – om het natuurlijk milieu zo min mogelijk aan te tasten – enige plukken wier verwijderd en meegenomen.