Het is bijna een halve eeuw geleden, dat ik mij aan de studie van Sphaeriidae zette. Eerst de Sphaeriidae uit mijn eigen omgeving, de provincie Utrecht; daarna uit heel Nederland; na de oorlog uit heel Europa en tenslotte ook uit andere werelddelen. Wanneer de gelegenheid zich voordeed, bestudeerde ik ook fossiel materiaal. Ik maakte zelf veel verzameltochten in Nederland en West-Europa. De bergmeren van de Alpen en de Pyreneeën waren mijn favoriete excursiegebieden. Ik heb het voorrecht gehad vele museumcollecties en talloze particuliere verzamelingen rustig thuis te hebben kunnen bestuderen, waardoor ik enig inzicht kreeg zowel in de verspreiding als in de variabiliteit. Over alles wat ik aan Sphaeriidae in handen kreeg, maakte ik aantekeningen. Van bijzondere vormen maakte ik met de tekenspiegel eenvoudige tekeningen. Die aantekeningen zijn intussen uitgegroeid tot bijna dertienduizend bladzijden manuscript, verlucht met meer dan vijfduizend tekeningen. Het geheel is ingebonden in dertig banden, elk deel met vier- 3 vijfhonderd bladzijden. Een systematische en geografische klapper, een zaakregister, evenals een alfabetisch register op namen van correspondenten (ruim 450) en van instellingen (ruim 180) maken deze persoonlijke databank van verschillende kanten toegankelijk. Uit deze bron put ik mijn gegevens, wanneer ik een artikel schrijf. Michelangelo moet ooit eens gezegd of geschreven hebben: ""Ik huiver bij de gedachte aan de idioten die mijn manier zullen nadoen"". Ik geef toe, als ik twee generaties later geboren was, zou ik al deze data, die vele tienduizenden basisgegevens omvatten, in een computer gestopt hebben. Ik koester graag de illusie, dat het gebruik van zo'n machine mijn werk vergemakkelijkt zou hebben. Wat echter, alle computers ten spijt, altijd een persoonlijke inspanning zal blijven vergen, is de tijdrovende determinatie, stuk voor stuk.... In die (bijna) vijftig jaren passeerden ongeveer één miljoen driehonderdduizend exemplaren, zowel recent als fossiel, mijn Leitz' binoculair.