Tijdens een excursie welke gehouden werd in het kader van een mosseninventarisatie van het natuurgebied “Stroomdallandschap Drentse Aa”, werd een mos verzameld dat we niet kenden. Het werd gevonden op 1 februari 1990 op een dikke, horizontaal groeiende stam van Euonymus europaeus (kardinaalsmuts) in een wilgenbroekbosje (genaamd Burgvallen), vlak boven het water van het Anlooërdiepje, een zijbeekje van de Drentse Aa tussen Gasteren en Schipborg. Ook met behulp van de microscoop kon de soort niet op naam gebracht worden ondanks een aantal zeer karakteristieke kenmerken (zie beschrijving en tekening). Determinerend met de nieuwe flora van Dries Touw en Wim Rubers komt men het beste uit op Hypnum pallescens of op Homomallium incurvatum, maar de bladvorm is zo totaal anders, dat het beslist niet een van de genoemde soorten kan zijn. Ook met andere europese flora’s (Frahm & Frey, Nyholm, Smith, etc.) kon ik er niet uitkomen. Met Smith kwam ik bijvoorbeeld uit op Myurium Hochstetteri, maar vergelijkingsmateriaal hiervan ziet er geheel anders uit. Ook met buiten europese flora’s (b.v. Crum & Anderson, oostelijk Noord-Amerika; Lawton, Pacific Northwest; Sainsburry, Nieuw Zeeland; Scott & Stone, Zuidoost Australië; Sim, Zuid-Afrika en diverse flora’s van tropische gebieden) kwam ik er niet uit. De enige soort welke in de buurt kwam was Camptochaete aciphylla, een endeem uit Nieuw-Zeeland. Authentiek vergelijkingsmateriaal hiervan wees echter uit dat het niet om dezelfde soort gaat (fide J.P. Frahm). Ook een aantal andere Nederlandse bryologen (o.a. Dries Touw en Hans Kuijer) die ik een stukje had gegeven kwamen er niet uit. Aangezien de soort waarschijnlijk tot de Hypnaceae behoort heb ik matreriaal opgestuurd aan Dr. H. Ando (Japan), specialist in deze familie. Zijn antwoord kwam al spoedig met de mededeling dat hij de soort niet kende, maar dat hij zeer verbaasd was over mijn exemplaar, omdat hij precies dezelfde soort in 1989 toegestuurd kreeg van Jan-Peter Frahm. Het was in februari 1989 namelijk verzameld door Ulf Heseler in de omgeving van Saarbrücken. De soort groeide daar op een dode populier in een populierenbosje in een vochtige vallei. Intussen is deze vindplaats verdwenen, omdat het bosje gekapt is, zodat de localiteit in de Burgvallen nu de enige bekende vindplaats is. Diverse duitse bryologen (o.a. R. Mues en J.P. Frahm) hadden tevergeefs geprobeerd de soort op naam te brengen en ook zij hadden het daarna aan Dr. Ando gestuurd. Intussen is nog materiaal aan diverse andere bryologen opgestuurd, maar tot nu toe heeft nog niemeand er een naam aan kunnen geven, zodat we er steeds meer in gaan geloven dat het om een nog onbeschreven nieuwe soort gaat.