Op woensdagochtend 13 oktober 1999, een zonnige dag met westnoordwestenwind, was ik rond een uur of tien begonnen aan mijn vaste ronde van ongeveer 20 km, van Steenwijk via Giethoorn en Ossenzijl weer terug naar Steenwijk. Vooral in de polders rond De Wieden en De Weerribben nam ik meerdere Buizerds en enkele Torenvalken waar. Aangezien ik sinds een maand zonder werk zit, heb ik nu de tijd om de hele dag op veldonderzoek uit te gaan. Nadat ik de route met de auto had afgelegd, ging ik ‘s middags met de fiets op pad om in Giethoom-Noord, nabij het gemaal op de Auken, op een vaste post een tijdje naar roofvogels te kijken. Ik ben nog maar twee jaar lid van de Werkgroep Roofvogels Nederland, maar ik probeer zoveel mogelijk in het veld mijn kennis uit te breiden. Rondom het betreffende gebied is een brede sloot gelegd om de waterstand te verhogen (hoogwaterzone). Ik bezoek dit gebied nu twee jaar en er zitten diverse soorten roofvogels, waaronder ‘waarschijnlijke’ broedvogels als Bruine Kiekendief, Buizerd en Havik. Het gebied is helaas niet toegankelijk en je moet alles vanaf de weg bekijken. Drie tot vier keer per jaar worden excursies gegeven door Natuurmonumenten. Op deze namiddag was ik dus met de fiets op weg om nog wat te genieten van het prachtige herfstweer. Langs de Beulakkerweg viel mijn oog op een witte vlek langs de sloot die de hoogwaterzone vormt. Dichterbij gekomen focuste ik mijn kijker: het was een vale Buizerd die zijn linkervleugel langs zijn lijf had hangen. Eerst dacht ik dat hij een buit afschermde, maar aangezien hij niet met zijn kop op en neer ging, ben ik toch maar over het hek geklommen om hem van dichterbij te bekijken. Hij sprong onbeholpen de bosjes in. Ik heb mijn jas uitgedaan en die over hem heengelegd. Met de Buizerd onder mijn arm ben ik weer naar huis gefietst. Thuisgekomen plaatste ik hem in de douche (met het licht uit).