In de winter en het vroege voorjaar leeft het grootste deel van de onvolwassen Knobbelzwanen Cygnus olor in groepen (Ubels et al. 2003), Deze groepen komen vooral voor op (nieuw ingezaaide) weilanden en, met name in strenge winters, op percelen met koolzaad (Beekman 1998). Als een groep langere tijd op een perceel verblijft kan daarbij landbouwschade ontstaan, bandgebruikers kunnen deze schade vergoed krijgen. Om hiervoor in aanmerking te komen moet alles geprobeerd zijn om deze schade te voorkomen. Als het niet lukt om een groep te verjagen, kan als laatste redmiddel ter voorkoming van schade, een afschotvergunning van enkele vogels worden aangevraagd. Deze vergunning wordt verleend door de Commissaris der Koningin. Tot en met de winter van 1995/1996 werd het advies betreffende het aantal te schieten Knobbelzwanen behandeld door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het maximumaantal zwanen dat in de provincie Groningen in een jaar geschoten mocht worden lag toen tussen 164 en 243 (figuur 1). Vanwege de hoge afschotcijfers worden de afschotaanvragen sinds 1996 door de provincie zelf behandeld en vanwege de publieke weerstand tegen afschot wordt iedere vergunningaanvraag kritisch bekeken. Het maximumaantal zwanen dat geschoten mocht worden, kwam hierdoor veel lager te liggen dan in de periode hiervoor.