Draadgentiaan is al bijna 150 jaar van Terschelling bekend en heeft zich sinds de ontdekking rond 1870 op het eiland kunnen handhaven. Uit oude gegevens blijkt dat Draadgentiaan toenam tot rond 1940, en daarna weer afnam met een dieptepunt rond 1980. Vanaf de tachtiger jaren van de vorige eeuw is Draadgentiaan enorm toegenomen. De populatie is waarschijnlijk de meest omvangrijke van Nederland: in gunstige jaren betreft het enkele miljoenen planten. Als gevolg van recente plagactiviteiten zijn grote populaties ontstaan op het Groene Strand, het Sterneplak en het Rijsplak, drie valleien die in het begin van de vorige eeuw tot agrarisch grasland zijn ontgonnen. De vestiging van Draadgentiaan in valleien die tot cranberry-cultures zijn ontgonnen is veel minder sterk en mogelijk pas recent ontstaan door kolonisatie van buitenaf. In valleien die nooit in cultuur zijn gebracht komt Draadgentiaan slechts bij uitzondering voor. De massale ontwikkeling van de soort in bovengenoemde valleien is het gevolg van kieming vanuit een reeds aanwezige oude zadenbank. Het vermoeden wordt uitgesproken dat ontginningsactiviteiten in de valleien, in het bijzonder de omvorming tot agrarisch grasland, in het begin van de vorige eeuw sterk aan het ontstaan van deze zadenbank hebben bijgedragen. De sterke presentie van Draadgentiaan op Terschelling is dan niet alleen gerelateerd aan het voorkomen van veel zure vochtige duinvalleien, maar ook sterk beïnvloed door menselijke activiteiten. De populatie op Terschelling is tegenwoordig de enige in het Nederlands kustgebied. Ooit is Draadgentiaan op Vlieland aangetroffen evenals op het Duitse eiland Borkum; voor het overige ontbreekt de soort op de Waddeneilanden. Het voorkomen van massapopulaties van Draadgentiaan in de periode na 1990 is het gevolg van de uitvoering van natuurherstelprojecten door Staatsbosbeheer waarmee op een groot oppervlak gunstige omstandigheden werden gecreëerd. De populaties bereiken twee tot drie jaar na de uitvoering van de plannen hun optimum en gaan als gevolg van vegetatiesuccessie nadien weer in aantal achteruit. De presentie in vegetatietypen van een verder successiestadium onder natuurlijke omstandigheden (zoals op het Groene Strand) is veel bescheidener.