Met het verschijnen van de sprinkhanenatlas van Nederland kunnen we wel stellen dat er nu heel wat bekend is van de in onze streken levende Orthoptera. Helaas is het tegenovergestelde het geval voor onze inheemse kakkerlakken. Eigenlijk is er opvallend weinig bekend over deze groep. Dankzij het feit dat een aantal sprinkhaan-waarnemers ook een aantal waarnemingen van kakkerlakken hebben doorgegeven, hebben we nu al wel een eerste beeld van de verspreiding van deze diertjes. In dit beeld zitten echter nog heel wat gaten, en de voorlopige gegevens roepen nogal wat vragen op: Is het daadwerkelijk zo dat de Noorse kakkerlak ( Ectobius lapponicus) zeldzamer is dan vroeger het geval was en waarom komen er amper ♂♂ op de droge delen van de Veluwe voor? En komt de Bleke kakkerlak ( E. pallidus) inderdaad alleen in het zuiden en verder op een paar geisoleerde plaatsen voor? Er zijn aanwijzingen dat deze soort geluid maakt! Als dat waar is: hoe maakt hij dat, hoe klinkt het, en welke functie heeft het in de balts? Naast deze verspreidingsgegevens weten we echter nog maar heel weinig. Weliswaar komen bijna alle waarnemingen van de zandgronden, maar daar is dan ook meteen alles mee gezegd wat de oecologie van inheemse kakkerlakken betreft. Zo zouden we graag willen weten in welk biotoop ze precies zitten: op natte of op droge hei, vergrasd of niet, of in bos, en vooral: waar in dat biotoop. De Noorse en de Heide kakkerlak (E. panzeri) worden zelden gemeenschappelijk aangetroffen met de Boskakkerlak (E. sylvestris); de oorzaak zal vermoedelijk in een niche verschil zitten, b.v. dat de Noorse kakkerlak in nattere biotopen zit, maar voordat hier veel meer gegevens over zijn, valt hier heel moeilijk een echte uitspraak over te doen. De beste plek voor kakkerlakken is vaak bladstrooisel, maar het lijkt dat ze beukenblad mijden: wie bewijst het tegendeel?