"Men graaft in de losse grond een vrij wijd en diep gat en plaatst hierin een wijde, ijzeren buis. Nu laat men een zgn. puls – een cylindervormige emmer met klepbodem – herhaaldelijk op en neer plonsen. Heeft deze puls zich met zand gevuld, dan wordt hij opgehaald en de inhoud in hoopjes nabij het boortoestel uitgestort. De buis zakt nu steeds verder, zodat een tweede en derde buis op de eerste moet worden geschroefd. Gelukt het niet langer de wijde buizen naar beneden te drijven – domme krachten bewijzen hier belangrijke diensten – dan laat men een nauwere huizenrij in de eerste af. Men drijft dus een buis van een bepaalde wijdte zo ver als maar mogelijk in de diepte. Alles, wat de puls boven brengt, wordt zorgvuldig bestudeerd en voortdurend worden monsters genomen en bewaard."