De ondergrondse woelmuis is voor de kenners welhaast de sympatiekste muizesoort van de Lage Landen. Met zijn kleine kraaloogjes kijkt hij je olijk aan; geen enkele andere muis heeft dat. Hij heeft ook geen afstotende lange staart, zoals sommige echte muizen, maar een vriendelijk behaard kwispelstaartje. Met , zijn bruingrijze vacht ziet hij er uit als een echte lieverd. Behalve lief is hij belaas ook zeldzaam. Of beter niet helaas, want lief en zeldzaam is een goede combinatie. De das en de otter weten daarvan mee te praten. Een beelje fotogeniek kan ook geen kwaad. Je hebt dan zo een eigen club achter je staan. Af en toe een prent in de sneeuw of een opgeofferd exemplaar op het wegdek: het is goed voor je imago als zeldzame, bedreigde diersoort. Onlangs dwarrelde in mijn brievenbus een schrijven over de oprichting van de Ondergrondse Woelmuis Bond. Toen ik het las was mijn eerste gedachte: "dat het nog zolang heeft moeten duren". De ondergrondse woelmuis heeft alles mee. Het is waarschijnlijk alleen zijn lengte, nog geen 10 centimeter, waardoor hij nog niet eerder de aandacht op zich heeft weten te vestigen. Maar wat maakt het uit. Met de moderne druktechnieken is hij op een krantepagina niet groter of kleiner dan zijn publiciteitsbeluste voorganger de das. Dat deze komende mediaster onder de zoogdieren een beetje petieterig is, mag zijn carrière niet blokkeren. Otters stinken, maar daar merk je op een foto toch ook niks van?