Zoals de lezer, die zijn FABER (4) kent, wel weten zal, zijn de herkomst en de wijze van afzetting van onze Limburgse klei, welke ook wel löss wordt genoemd, nog steeds controversiale onderwerpen, al schijnt de strijdbijl te dien aanzien momenteel begraven te zijn. Reeds het feit, dat FABER (op. cit., p. 307) voorzichtig verklaart, dat het niet zeker is of ,,de Limburgse „klei" wel löss mag worden genoemd ", als men uitsluitend een grondsoort met een aeolisch ontstaan zo wil noemen, bewijst al, dat er vele uiteenlopende meningen over dit zo merkwaardige sediment bestaan. Vermoedelijk de meest omvattende en tevens de algemeenste definitie van hetgeen onder löss verstaan dient te worden, is te halen uit een combinatie van wat hieraangaande geformuleerd is door TESCH (9), GRAHMANN (7), JENNY (8) en FLINT (5). Onder löss moet dan worden verstaan: een okergeel tot bruinachtig of rood, onverhard sediment, dat meestal nog aan de oppervlakte voorkomt en dan als een golvende deken de er onder liggende landschapsvormen bedekt, daarbij voor al aan de lijzijde van uitsteeksels de grootste dikte bereikend.

, , , , , , , , , , , ,
Grondboor & Hamer

CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding")

Nederlandse Geologische Vereniging

D.P. Erdbrink. (1953). Enkele opmerkingen over de herkomst van löss. Grondboor & Hamer, 2(14), 280–286.