In 1966 is tezamen met Faunabeheer en het Wereld Natuurfonds begonnen met een poging om de Raaf (Corvus Corax) als broedvogel terug te brengen in de Nederlandse Avifauna. Een soortgelijke poging was reeds in 1936 ondernomen naar heeft toen niet het gewenste sukses opgeleverd. Van Tienhoven voerde enige, van een vriend uit Lithauwen afkomstige, jonge Raven in en plaatste deze in een grote volière op het Natuurmonument De Veluwezoom bij Dieren. Hij liet ze echter na een jaar weer vrij. De vogels bleven aanvankelijk in de buurt, naar na enkele maanden werden ze niet meer waargenomen. De laatste bekende waarnemingen van de Raaf in Nederland uit de literatuur geven aan dat ze in Drenthe nog tot ongeveer 1900 in het Asserbos aanwezig waren en tot 1923 op de Klencke te Oosterhesselen. In Overijssel herbergde tot 1921 het z.g. Engels werk een span; op de Raaphorst te Wassenaar in Zuid-Holland broedden ze tot 1904; in de provincie Utrecht waren ze in 1921 nog te Breukelen aan de Vecht, en in 1924 op het landgoed te Linschoten, maar ze hadden sedert 1921 niet meer gebroed. Van Gelderland is bekend dat ze tot 1912 op de Wildenborch te Vorden aanwezig waren terwijl ze uit het rivierengebied bij Neerijnen en op de Mariënwaard bij Beesd tot 1916 bekend zijn; tot omstreeks 1920 gaan de waarnemingen bij Ewijck en tot 1927 bij Millingen aan de Rijn, waar ze nog in 1924 vier jongen grootbrachten (Haverschmidt in Faunistisch Overzicht van de Nederlandse Broedvogels, 1942, Leiden).