Van oorsprong is de Gierzwaluw (A. apus ) een gebergtevogel die broedt in spleten tussen de rotsen. De vogels hebben het echter ook naar hun zin in de oude steden, met verwaarloosde bedekkingen met dakpannen. Meestal wordt door de sociale Gierzwaluwen in kolonies gebroed. De nesten liggen vaak op zeer korte afstand van elkaar. Gierzwaluwen hebben slechts weinig tijd in hun broedperiode. Binnen honderd dagen moeten ze eieren leggen, die uitbroeden en jongen grootbrengen. Daarbij mag dan ook geen tijd verloren gaan. Het is dan niet verwonderlijk dat de vogels voor het gemak hun oude nestplaats opzoeken. Als die plek is verdwenen zijn ze ontredderd, want ze hebben niet het vermogen om snel een andere nestplaats te ontdekken. Dat is niet zo verwonderlijk, want dze van oorsprong gebergtevogel zal steeds naar dezelfde spleet kon terugkeren. Rotsformaties veranderen immers niet. De Gierzwaluw is een beschermde vogel. Dit betekent dat het verboden is zijn nestgelegenheid te verwijderen, ook buiten het broedseizoen. Desondanks gaat er nogal eens nestgelegenheid verloren, o.a. door renovatie en isolatie van woningen. De spleten onder de dakranden verdwijnen hierbij vaak. Van groot belang is het bij renovatie rekening te houden met de nestgelegenheid.