Reeds lang leefde er bij het Ministerie van C.R.M. en bij het Vogeltrekstation de wens om de tekst van de ringvergunning te wijzigen. We hadden daarvoor enkele redenen: 1. Soms was het nodig om in de loop van een ringjaar een vergunning te wijzigen, voorbeeld: Een ringer, die ten behoeve van een speciaal onderzoek alleen maar nestjongen van bonte vliegenvangers mocht ringen, wilde het onderzoek uitbreiden en kreeg van ons toestemming ook de volgroeide bonte vliegenvangers te ringen. Daartoe moest de ringvergunning worden vernieuwd en door de lange weg van Vogeltrekstation – C.R.M. – politie duurde het vaak maanden voordat de benodigde vergunning ter plaatse was. Soms was het seizoen dan al voorbij. Daar C.R.M. uitsluitend op verzoek van het VT ringvergunningen verleent lag het voor de hand een uniforme ringvergunning te ontwerpen en de beperkingen daarop in handen te leggen van het VT. De Vogelwet 1936 – ringvergunning heeft dus vanaf heden voor elke ringer een gelijkluidende tekst. Voorwaarde 3 op die vergunning zegt echter, dat de ringer ”ten aanzien van het gebruik” de aanwijzingen van het VT nauwkeurig moet opvolgen. Met andere woorden: Als het VT b.v. aan een ringer meedeelt dat hij alleen nestjongen mag ringen dient die ringer zich daaraan te houden. Doet hij dat niet, dan houdt hij zich niet aan voorwaarde 3 van de vergunning en de verdere medewerking aan het ringonderzoek kan hem worden ontzegd. Door deze nieuwe tekst kan de ringer in voorkomende gevallen zijn beperkingen héél snel verruimd krijgen, in noodgevallen zelfs (telefonisch) binnen seconden. We zijn dus slagvaardiger geworden. Omgekeerd kan het VT in zeer korte tijd ook een beperking voorschrijven indien dat nodig zou zijn. 2. De voorwaarden op de oude vergunning: ”dat van de vergunning alleen gebruik wordt gemaakt op gronden, waarop de houder overigens daartoe is gerechtigd” werd nog wel eens verschillend uitgelegd. In de nieuwe tekst staat duidelijker dat men voor het vangen van vogels toestemming moet hebben van de ”rechthebbende op de gronden”. 3. Als een ringer, om welke reden dan ook, stopt met het ringwerk, is het voor het VT altijd een groot probleem om de overgebleven ringen èn de nog niet ingezonden ringgegevens in handen te krijgen. Met de nieuwe tekst hopen we sterker te staan. De beperkingen, die we sommige ringers hebben opgelegd zijn dezelfde, die ze bij de oude vergunning ook hadden. Daarin is dus niets veranderd. Twee dingen zijn echter voor vrijwel alle ringers gewijzigd: a. Elke ringer mag nu gebruik maken van kunstlicht en ”ball-chatri”. Dit betekent dus een verruiming voor bijna iedereen. b. Een beperking is opgelegd in het aantal ”helpers”. Volgens de Vogelwet 1936 kan het aantal helpers onbeperkt zijn. C.R.M. en het VT vinden dit geen zaak, die vrijgelaten moet worden. Een enkele maal liep het ook wel eens uit de hand. Vandaar de voorwaarde, dat men zich mag laten bijstaan door ten hoogste één persoon. Dat betekent in de praktijk het volgende. Een ringer mag een helper, zonder vergunning, meenemen het veld in en deze helper mag alles doen wat de ringer zelf ook mag: netten opstellen – vogels uithalen – nestjongen zoeken – enz. Zoals U reeds is meegedeeld mag dit uitsluitend geschieden onder Uw direkte toezicht. U moet Uw helper dus steeds kunnen ZIEN en HOREN! Daarnaast mogen nog meerdere personen aanwezig zijn om: koffie te schenken (zéér belangrijk!) – administratie te voeren – enz. Bij het werken met vogels en vangmiddelen mag echter slechts één persoon tegelijk U bijstaan.