Helemaal ongemerkt kan zoiets natuurlijk nooit verlopen. Je kan in stilte je laatste werkdag gaan volbrengen en aan het eind daarvan via het kantoortje van de personeelsfunctionaris met de juiste formulieren (denkt u ook aan uw pensioen-uittreebericht?) en een warme handdruk vertrekken. Je kunt de fuifnummers en regelpersonen van je werk laten weten dat je al hun voorgestelde festiviteiten echt hardstikke leuk vindt en het allemaal wil meemaken. Maar, je kunt ook een bescheiden middenweg kiezen. En dat is wat onze eigen “Mevrouw Bax”, Will dus, heeft gedaan. Een enkele oud-collega is speciaal uitgenodigd, want “ongemerkt” dat kan niet meer – op de laatste Ringersdag werd Will al in de bloemen gezet (en konden de aanwezigen alvast even kennis maken met haar opvolgster, Woutéra van Andel-Bakker) – maar vanwege droeve familie-omstandigheden wilde ze toch liever helemaal geen toespraken en zeker geen gedoe (dia-voorstellingen of zo!) op de interne afscheidsbijeenkomst van 29 januari 2004 in Heteren. Maar vele lezers van ons blad weten dus nog van niks en dat kan natuurlijk niet zo blijven! Want al op 1 september 1974 is Will Bax in Arnhem bij ons op het toenmalige Instituut voor Oecologisch Onderzoek, aan de Kemperbergerweg 11, in dienst gekomen. Dat was oorspronkelijk als boekhoudkundige kracht. Kort nadien begon zij te werken voor de Directie en Algemene Dienst. Maar, “serieus” werd het allemaal pas toen ze op 1 oktober 1975 op de Ringcentrale begon als administratief medewerkster. Dat was in het kleine clubje (“team” zal het tegenwoordig wel heten) van B.J. (“Pa”) Speek, S.P. Tan en ondergetekende. EnA.C. Perdeck was toen het hoofd van de gehele afdeling “Vogeltrekstation”, dus de Ringcentrale en de onderzoekers (Cavé & Perdeck zelf) en hun vrolijk trio assistenten ( Bol, Clason en G. Speek. Jawel, dezelfde!). In die tijd typten we voor alle “echte” terugmeldingen nog fiches. Witte, groene of gele fiches (respectievelijk voor NL-NL, NL-niet NL en niet NL-NL gevallen) met —het was een kleurige tijd!- blauwe, of roze of witte doorslagjes. Bijna zou ik hier gaan uitweiden over fleurig en kleurig en wat niet al. Maar dat is toch wat buiten de orde. Wel moet ik bekennen dat Will beslist een fleurig en eigenlijk ook wel een keurig element binnen bracht op onze afdeling. Die kleine mannenmaatschappij was duidelijk goed af met een sturend adviesje hier en daar, een vleugje parfum zelfs af en toe en ook soms een goed gesprek. Maar er werd ook gewerkt en veel en hard ook. Geïnteresseerde ringers kunnen de cijfers vinden in de Ringverslagen uit die tijd. Alles handwerk zou ik bijna willen zeggen met wat later de ponsmachines voor het omzetten van die getypte fiches in machinaal leesbare en sorteerbare (met de sorteermachine!) Hollerith 80-koloms ponskaarten. Voor alle verzendingen aan ringers (die doorslagjes) hadden we de fameuze Adressograph adresplaatjes en —stempelaar. Want de enveloppes waren nog van het vensterloze type. En voor alle berichten aan de ringers hebben we (nou ja, wij; Will zelf wat minder) ook nog van die lekker zwarte vingers opgelopen bij het stencillen! En wat was die vouwmachine later een aanwinst! In een split second —als het apparaat eenmaal goed was ingesteld- veranderde een Aviertje in een mooi in drieën gevouwen inhoud voor een longletter couvert met venster. En wat is zo’n computer-terminal toch handig eigenlijk! Of nog mooier: een PC! En een printer niet te vergeten, waarmee al die terugmeldings-brieven zo handig snel af te drukken vielen! Op de ringcentrale zelf of in eventueel de gang dichtbij.(Tot dat ook al niet meer mocht “van de brandweer”!). En als we bedenken hoeveel ringers en vinders Will wel aan de telefoon heeft gehad, al die jaren. Met een enkele melder, van een vogelasiel of zo, die elke week wel een ring te melden had of ze opspaarde, die meldingen, kreeg ze bijna een telefoon-band. Maar buiten de telefoon-berichten is het aantal vindbrieven en bestelbiljetten dat Will las en behandelde gigantisch. Denk eens aan al die ringpakbonnetjes die ze invulde. Met een mooier handschrift dan schrijver dezes. Echt geweldig. Enorm! Nou ja, zo zou ik nog wel een bladzijde of wat door kunnen gaan met ouwe koeien en herinneringen. Ook nog zo iets: als er iemand zich niet liet imponeren door een bijzondere ringvangst of vogelsoort, nou dan was Will het wel. Pa Speek en wij andere ringers op het werk van “tsjonge” en “Goh” en “waar heb je die gevangen” en “was het een eerstejaars mannetje?” en zo! En Will, anders pittig genoeg, meer zo van: oh ja, is dat dan bijzonder? Maar, aangezien dit stukje nu eenmaal geen volledig en uitputtend dankwoord en evenmin een doopceel of een evaluatie achteraf is, maar wel een dankjewel voor zó veel jaren volhouden, door doen, bij de les blijven en neerzetten, stop ik nu maar even met de opsommingen en de namen-lijsten.