De Zwarte Stem is een van de vele zorgenkinderen van de Nederlandse vogelbeschermers. Reeds sedert vele jaren wordt er geklaagd over sterke achteruitgang. De oorzaken daarvan zijn wel bekend. Vóór de oorlog waren het vooral de ontginningen en de ruilverkavelingen en deze laatste gaan ook thans nog steeds door. Daarna kwamen er weer twee nieuwe gevaren bij: de waterverontreiniging en de recreatie waarvan vooral de sterk toegenomen watersport een grote bedreiging vormt. Met ontsteltenis lezen wij bijvoorbeeld dat in het plassengebied bij Nieuwkoop in één weekeinde soms hele kolonies verdwijnen (Nieuwkoopnummer Aythya 1968 : 18). Een lichtpunt is dat vele broedgebieden en potentiële broedplaatsen in handen zijn van de Staat en particuliere natuurbeschermingsorganisaties. Volgens de ’Avifauna van Nederland’ (1970) is de Zwarte Stern nog een vrij talrijke broedvogel, dat wil zeggen met 2500-10.000 broedparen. Ik vrees echter dat het werkelijke aantal dichter bij 2500 dan bij 10.000 zal liggen. Hopelijk zal de landelijke broedvogeltelling door de SOVON, die dit jaar is gestart, ons meer daaromtrent leren. Het is in ieder geval van het hoogste belang dat de ontwikkeling van de bestaande broedkolonies en vooral die in de natuurreservaten met de grootst mogelijke oplettendheid wordt gevolgd en dat maatregelen worden genomen de broedplaatsen niet alleen te behouden maar ook uit te breiden.