Op 3 oktober 1974 hoorde ik op de camping ’De Westerschelde’ te Ellewoutsdijk (gem. Borsele) een kleine zanger, iets groter dan een Goudhaantje, wiens zang ik noteerde als ’tjikke-tjikke-tjikke; tjikke-tjikke-tjikke’; enz. Het was 10.35 uur en onbewolkt en zonnig. Ik zag de habitus van de vogel goed, hij zat op twee meter afstand midden in een klein boompje, de hoofdkleur was geelgroen, maar nauwkeurige kenmerken kon ik door het gebladerte niet zien en hij verdween vrijwel onmiddellijk in dicht geboomte, waar hij niet meer te vinden was. Ik heb ondanks veelvuldig zoeken de Bladkoning ook niet meer gezien tijdens deze en de volgende dag. De zang wordt door ’Het Handbook’ en het ’Handbuch der deutschen Vogelkunde’ weergegeven als ’filifilifilifili’ beide naar een Russische auteur. Bij mij reeg hij telkens zes lettergrepen aaneen, de Rus gaf er acht na elkaar, deze combinaties zijn natuurlijk niet vast, hoewel deze Bladkoning ook bij de andere versies die hij gaf, altijd zeslettergrepige combinaties liet horen. Er moet wel op gelet worden, dat de Russische i na een medeklinker enigszins als ji wordt uitgesproken, zodat de Engelse en Duitse vertaling beide onvolledig zijn: beter is: fjilifjilifjilifjili. De i wordt dan als onze ie uitgesproken. De I is zacht en verschilt weinig van onze I. De lokroepen heb ik nooit met zekerheid kunnen elimineren uit andere roepen die regelmatig klonken en verwarrend werkten, er zaten namelijk Goudhaantjes, een Vuurgoudhaantje en Roodborstjes op de camping, vooral de laatste roepen ook zeer schril. Wel hoorde ik enige keren ’tsiep-tsiep-tsiep’, zeer doordringend en scherp, terwijl de Roodborst een hoge schrille roep van één lettergreep laat horen, ik hield het voor het Bladkoninkje. Want Goudhaantje noch Vuurgoudhaantje roepen zo schril en sterk. Ik zal de verschillende versies van de roepen die de diverse vogelboeken geven, hier niet behandelen; Wel wordt men uit deze boeken gewaar, dat de Bladkoning veelzijdig is, het Handbook zegt terecht ’Note, variously rendered ’sweet’, ’weesp’, etc., resembles Willow-Warbler’s in general character, but is sharper and much shriller.’ Mijn weergave ’tsiep’ ligt, dunkt me, binnen het scala van mogelijkheden. ’s Middags om 15.05 uur hoorde ik de ratel ’tjikke-tjikke-tjikke’ opnieuw, ik zou het geen gekwetter willen noemen, zoals Kist in de Vogelgids doet. ’Zang een herhaling van lokroep’, zoals hij ook zegt, slaat ook nergens op. Ja zeker, ook bv. een Fitis laat wel eens een serie lokroepen horen, maar dat is toch ook zijn zang niet? Dan weer klinkt een ander rateltje tjù-tjù-tjù-tjù. Men ziet ook hier de j weer! Daarna volgt een keer of acht ’trrrr’. Hierna komen ook korter trillers voor, zowel ’tr, trr’ als trrr’. Ook ’tirrr’ en ’tirri’ komen voor. Ook wel tien maal achtereen ’tuurr’. Dit alles in een bonte mengeling en verscheidenheid, niet op dezelfde toonhoogte, zoals Kist zegt, maar op verschillende toonhoogten.Ook de ratels zijn zeker geen eentonige herhaling van de zelfde noot, zoals Godlewski volgens het Handbook gezegd heeft. De Bladkoning is zo zeker drie kwartier achtereen bezig met zijn bonte gezang, ik blijf op veilige afstand, om hem niet te storen. De volgende dag 4 oktober, was er bijna de hele tijd regen. Om half twee was het een tijdje droog. Toen hoorde ik de Bladkoning weer vlakbij vanuit mijn tent, deze keer noteerde ik: ’tjuwwe-tjuwwe-tjuwwe’ en dit herhaalde hij een aantal keren. Toen ik te voorschijn kwam verdween hij in het gebladerte...