In vogelbeschermingskringen heerst, vooral in Friesland, een controverse over de wenselijkheid van het wegnemen van vroeggelegde kievitseieren. Onder de voorstanders van de eierzoeksport hoort men veelvuldig dat het wegnemen van de eieren tot een bepaalde datum noodzakelijk is voor de bescherming van de Kievit. Twee belangrijke argumenten spelen daarbij een rol. Ten eerste zou dit wegnemen nodig zijn om later in het seizoen een goede nazorg mogelijk te maken. Nazorg bestaat grotendeels uit maatregelen die het broedsucces verhogen, zoals het plaatsen van merkstokken om uitmaaien te voorkomen en het plaatsen van nestbeschermers om vertrapping door vee tegen te gaan. Ten tweede zouden (te) vroeg gelegde eieren bevriezen en (te) vroeg geboren kuikens door kou verkommeren. Wat het eerste argument betreft, dit kan lokaal opgaan. Men heeft dan bijvoorbeeld door het late broeden tijdens het maaien te maken met eieren waarvan men de positie kent, in plaats van met onvindbare kuikens. De praktijk wijst uit, dat men in gebieden waar dit systeem wordt toegepast, hoge dichtheden van Grutto’s en Kieviten kan handhaven, ondanks een intensieve bedrijfsvoering. Waar echter deze nazorg ontbreekt (het overgrote deel van Friesland), zijn de vertraagde vogels stellig in het nadeel. Dit leidt tot de stelling dat het eierzoek-nazorgsysteem voor Friesland als geheel, voor de Kieviten geen voordeel biedt (Beintema 1977). Oorzaak is dat eierzoekers talrijker zijn en een grotere actieradius hebben dan de nazorgplegers. Dat het nazorgargument mank gaat in het geval van eierzoekexpedities naar andere provincies, behoeft geen uitleg.