Er zullen vermoedelijk maar weinig vogelaars rondlopen, die niet bekend zijn met het feit dat elk jaar groepen Kraanvogels op weg van en naar hun broed- en overwinteringsgebieden over het oosten van ons land trekken. In het voorjaar enkele honderden of duizenden, in het najaar, bij gunstige omstandigheden, tot wel 25.000 exemplaren. Een deel van deze doortrekkers, pakweg een kleine 10%, komt voor enkele uren en soms wel enkele dagen aan de grond op plaatsen die wij betitelen als ’traditionele pleisterplaatsen’. Traditioneel, omdat deze gebieden als zodanig al vele tientallen jaren, zoniet eeuwen, door de Kraanvogels worden gebruikt om de trek te onderbreken, te rusten en te foerageren. Deze pleisterplaatsen zijn geen overbodige luxe. Kraanvogels trekken namelijk van het noorden van de voormalige DDR naar de overwinteringsgebieden in Spanje en vice versa. Dat doen ze actief; ze maken nauwelijks gebruik van thermiek, zoals ooievaars en stootvogels, maar leggen de hele afstand op pure spierkracht af. Het valt te begrijpen dat de dieren en met name de jonge exemplaren, dan wel eens willen landen op een rustige plek om de vetreserves aan te vullen en bij te komen van de vermoeienissen. Daar gaat het echter mis...