Monitoring van wintervogels is lange tijd beperkt gebleven tot watervogels zoals zwanen, ganzen, eenden en steltlopers. Een bekend voorbeeld is de midwintertelling van watervogels die sinds 1967 in heel Europa (tegenwoordig zelfs daarbuiten) wordt georganiseerd door Wetlands International (voorheen het International Waterfowl and Wetlands Research Bureau, IWRB). Monitoring in de winter van andere vogelsoorten heeft in het algemeen veel minder belangstelling gekregen en is veelal beperkt gebleven tot tellingen van bijvoorbeeld stootvogels of andere grote en opvallende soorten. De interesse in landelijke monitoring van alle overwinterende soorten is sinds enkele decennia echter duidelijk gegroeid. Momenteel worden landelijke telprojecten van wintervogels uitgevoerd in Finland (sinds de winter van 1956/1957, Hildén 1988), Denemarken (sinds 1975/1976, Jacobsen 1992), Zweden (sinds 1976/1977, Svensson 1978), Nederland (sinds 1978/1979), Noorwegen (sinds 1979/1980, Håland & Ugelvik 1989), Spanje (sinds 1981/1982, Sociedad Espahola de Ornitologià 1985, huidige status onduidelijk) en België (sinds 1988/1989, Van Sanden 1995). Er worden twee methoden gebruikt: de lijn-transect-telling (in Finland) en de punt-transect-telling (overige landen). Bij de lijn-transect-telling worden alle vogels langs een vaste route geteld, bij de punt-transect-telling wordt de telling beperkt tot een standaard periode op vaste telpunten langs een vaste route.