We schrijven 2001. In het voorjaar bezocht Robert Ketelaar, destijds werkzaam bij de Vlinderstichting, Friesland en gaf een lezing over de Donkere waterjuffer (Coenagrion armatum). Naar aanleiding van de herontdekking in de Weerribben werden alle voormalige en potentiële vindplaatsen in Nederland door Robert bezocht om uit te zoeken of dit verborgen “lantaarntje” zich nog op meer plekken schuil zou kunnen houden. Robert ’s onderzoek klonk als een groot avontuur en ik ging maar wat graag met hem mee toen hij ook in de Alde Feanen en Lindevallei op zoek ging. U begrijpt het al... ik werd door Robert dik aangestoken met het libellenvirus. Ik was wild enthousiast en begon me de diverse soorten in rap tempo eigen te maken, met Robert steeds als vraagbaak en inspirator op de achtergrond. En nooit had ik kunnen vermoeden wat voor gevolgen deze besmetting op mijn leven zouden hebben. Dit virus, deze heerlijke ziekte, heeft me mateloos veel vreugde bezorgd, spannende zoektochten en wilde avonturen opgeleverd en het prachtige Friese landschap door libellenogen leren zien en waarderen. In de loop der jaren zou ik kennis maken met een aantal zeer bijzondere en zeldzame libellensoorten, waarvan vooral de eerste ontmoeting met de Gevlekte glanslibel (Somatochlora flavomaculata) mij nog zeer helder op het netvlies staat. De omstandigheden waren dan ook vrij uitzonderlijk, want aan deze ontmoeting ging een bijzondere droom vooraf...